De Ziener – hoofdstuk 6

‘moed’
Uit: Het lied van Roos en Zlatan

6. Elassers graf

Terwijl de andere mannen de paarden verzorgden en de vrouwen het eten bereiden, zocht hij brandhout. Toen hij de takken van een omgevallen boom probeerde te breken werd hij gebeten door een koningsslang. Hij schreeuwde van pijn en schrik waarna iedereen naar hem toe rende. De eersten die bij hem kwamen, zagen de grote, zwarte slang nog wegglijden. Ze maakten ruim baan voor het dier, want iedereen wist dat zijn beet dodelijk was. Daarna keken ze naar hem, hun zwijgzame reisgenoot die zich drie dagen geleden bij de karavaan had aangesloten, in de verwachting dat hij de gevreesde trekkingen zou krijgen en vlak daarop zou sterven.
Maar dat gebeurde niet. Hij verontschuldigde zich voor de commotie die hij veroorzaakt had en ging verder met het zoeken van droog hout tussen de struiken.
Die avond spraken ze bij het kampvuur vol ontzag met elkaar over deze vreemdeling met zijn deels grijze haren.

Het werd koud, elke nacht sneeuwde het, maar de weg bleef goed begaanbaar en de reizigers hadden geen last van het koude weer. De ruiters waren het gewend. Zij waren erop gekleed en Erduban had een brandende stoof in het rijtuig zodat ook hij warm bleef. Omdat het dag en nacht vroor, bleef de sneeuw liggen. Overdag sneeuwde het vrijwel nooit, de zon scheen en de luchten waren blauw. In het oosten zagen de reizigers de hoge bergen. Zonsopgang en zonsondergang zetten de hemel in brand.
Ondanks de sneeuw legden ze elke dag grote afstanden af. Hakim vertelde Zlatan dat ze in dit tempo binnen vijftien dagen de afstand tussen Zran en het Oude Woud zouden overbruggen. En van daar was het zes dagen naar de Grote Tunnel.
‘En dan?’ vroeg Zlatan.
‘Dan is het afwachten of Marinde ons toelaat. Als ze ons toestemming geeft, zijn we binnen twee dagen in Vaudan. Vaudan, de vrolijke stad.’
‘Ben jij daar wel eens geweest?’
‘Jazeker, in de beginjaren na de grote oorlog zeker een keer of tien. Handel was nog gevaarlijk en onzeker, elke karavaan had een gewapend escorte mee. Niet alleen rovers waren een bedreiging, ook wilde dieren en slechte wegen kostten velen die de reis naar Vaudan ondernamen het leven. Ja, jongen, je denkt dat wat je nu meemaakt een avontuur is, maar dit is niets. Vroeger, toen was deze reis een hele belevenis.’
‘Ja, ja, vroeger was alles beter en leuker. ’t Is alsof ik mijn vader hoor.’
Hakim schoot in de lach. ‘Maar hij heeft wel gelijk en nu naar je les, jij. Je houdt eerzame soldaten van hun plicht af om goed op te letten.’
De dag daarop vertelde Hakim wat over Vaudan. ‘Ik heb nog nooit zo’n mooie stad gezien, ze is prachtig. Zelfs Dargor valt bij haar in het niet, want waar Dargor strengheid uitstraalt, straalt Vaudan vrolijkheid uit. Torenspitsen prikken in de lucht, bruggen dagen de zwaartekracht uit, mensen lachen. Er wordt gezongen op straat. De kroegbazen zetten als het mooi weer is hun tafels buiten, je drinkt je bier dan in de zonneschijn. En de vrouwen,’ Hakim aarzelde even, ‘de vrouwen zijn prachtig en vrij. Er zijn zelfs badhuizen waar mannen en vrouwen gelijktijdig baden. Maar,’ en hier klonk spijt door in zijn stem, ‘je moet wel de nodige goudstukken meebrengen om naar binnen te mogen.’
‘En de burcht, ben je daar wel in geweest?’
‘Jazeker, tijdens de eerste karavanen behoorde dat tot de vaste onderdelen van de reis. Je moest je melden bij de hoofdingang en werd dan aan een streng verhoor onderworpen. Niet alleen de aanvoerders, iedereen! Later werden ze gelukkig minder streng, want het kostte veel tijd. Na een lange reis wilde je niet uitgehoord worden door droge ambtenaren, je wilde de kroeg in, je wilde …’
‘Wat wilde je?’ klonk plotseling de stem van Talin, die uit het niets naast hen was komen rijden.
Zowel Zlatan als Hakim hadden haar niet eerder opgemerkt. Hakim werd rood en mompelde wat. Talin en Zlatan schoten beiden in de lach.
‘De stad verkennen,’ mompelde hij eindelijk.
‘Aha, de stad verkennen.’ Talin herhaalde de woorden langzaam. ‘Dus dat is de stad verkennen, interessant. Ik dacht altijd dat je dat …’
Ze schoten alle drie in de lach. Daarna vertelde Hakim verder over de stad en haar inwoners.
‘Heb je Marinde wel eens ontmoet?’
‘Jazeker Talin, ik heb haar meerdere malen gesproken. Tijdens de latere expedities werd niet iedereen meer verhoord, alleen de aanvoerders moesten verslag uitbrengen. Ik heb dat meerdere keren mogen doen.’
‘Je ging niet liever… eh, de stad verkennen?’ Talin lachte terwijl ze dat vroeg.
‘Nee, ik heb het altijd een eer gevonden om haar verslag uit te brengen. Het is een bijzondere vrouw.’
‘Vertel eens Hakim, wat is zij voor iemand?’
‘Als jij nu eindelijk je mond eens houdt, kan ik dat vertellen, snotaap.’ Hakim stopte even met praten om na te kunnen denken over wat hij zeggen zou. ‘Marinde is bijzonder. Ze is niet heel erg mooi, maar als ze in een zaal met veel mensen staat, pik je haar er zo uit. Ze heeft een uitstraling, ze is een persoonlijkheid. De eerste jaren, toen ze nog maar net koningin was, had ze iets droefs over zich. Ze was belangstellend, vriendelijk, maar gereserveerd. Pas later, nadat ik haar meerdere malen gesproken had, werd ze iets spontaner. Toen ik haar eens speelgoed bracht voor de prinses, een cadeau van je vader was ze verrast. Voor het eerst wist ze niet wat ze zeggen moest. Even,’ Hakim aarzelde een moment, ‘even had ik het gevoel dat ze het geschenk eigenlijk niet wilde aannemen, dat ze geen vriendschap uit Anthune wilde accepteren. Maar toen bedacht ze zich en bedankte me hartelijk. Vanaf dat moment liet ze nooit na te vragen hoe het jou en je broers en zussen ging. Ze was attent en gaf regelmatig cadeautjes mee voor jullie, onder andere dat grote hobbelpaard. Dat is in Ustahs gemaakt.’
‘En Erduban, waarom heeft ze altijd geweigerd hem te ontvangen?’
‘Ik weet het niet. Het verhaal gaat dat ze dat niet wil omdat door zijn schuld Elasser gevallen is. Hij heeft immers door bedrog de oorlog naar Ustahs gebracht. Dat zou ze hem nooit hebben vergeven. Maar ik geloof dat niet. Ieder weldenkend mens kan beredeneren dat het slechts een kwestie van tijd was voordat Vaudan zich in de oorlog mengen zou, of Erduban nu de waarheid zou hebben verteld of niet. Daarmee is Erduban niet verantwoordelijk voor de dood van die vele Ustahshi. Nee, op zijn hoogst heeft hij die vervroegd, niet veroorzaakt!’ Weer zweeg Hakim een hele tijd. Daarna sprak hij verder. ‘Nee, ik geloof niet dat ze Erduban de dood van Elasser verwijt, het is iets anders, maar ik weet niet wat. Het zit dieper. Het lijkt wel alsof ze hem haar scheiding van Bodo verwijt.’
Talin keek Hakim even nadenkend aan, maar reageerde niet op zijn woorden.

‘Tovenaar, waarom heeft Marinde u nooit willen ontvangen?’
Zlatan en Erduban zaten de dag daarop alleen in het rijtuig. Talin was met enkele mannen, die Hakim erop uitgestuurd had om te jagen, meegereden.
‘Waarom heeft Marinde me nooit willen ontvangen? Alweer een moeilijke vraag, jongen, een hele moeilijke vraag.’
Erduban zweeg daarna zolang dat Zlatan vreesde geen antwoord te krijgen. Even dacht hij dat hij Erduban gekwetst had met zijn vraag. Hij wilde zijn verontschuldigingen al aanbieden toen Erduban opeens verder sprak.
‘Natuurlijk verwijt ze mij de dood van haar broer. Als wij er niet waren geweest, was Ustahs misschien nooit betrokken geraakt in die vervloekte oorlog. Misschien, maar iedereen weet dat dat uiteindelijk toch gebeurd zou zijn. Mogelijk zou ook dan Elasser de dood hebben gevonden en zouden met hem meer Ustahshi dan nu gevallen zijn in die vervloekte slag. Ik denk dan ook niet dat dat de oorzaak is van haar verwijt. Ik heb haar goed gekend, weet je. Toen Bodo en ik in Vaudan waren, gingen we vriendschappelijk met elkaar om. We hebben vaak samen gegeten. Ze vond mij aardig en ik haar.
Ik dacht toen nog dat ik goed deed, dat ik wijze besluiten nam. Maar nu ik na twintig jaar terugkijk, zie ik mijn fouten scherp. Ik was toen, ondanks mijn leeftijd en alles wat ik wist, een jonge man. Ja, kijk me niet zo aan Zlatan, ik had toen nog nauwelijks iets van het leven begrepen. Liefde, ik wist niet wat het was. Geloof, moed, bestemming? Ik had er mijn mond van vol, maar pas later heb ik geleerd wat die begrippen werkelijk inhielden. Ik heb dat geleerd in de confrontatie tussen Naïr en Bodo. Daar vond de werkelijke strijd plaats tussen goed en kwaad. Ik stond erbij en keek er naar, maar begrijpen deed ik het niet. Nog één keer sprak ik hem daarna. Een kort gesprek. Het gesprek waarin ik het meest tekort schoot, want ik wist niet wat ik zeggen moest. Ik had geen woorden meer. Meteen daarop verdween Bodo.’
Erduban zweeg en staarde lange tijd door het raam naar buiten. ‘Ik denk dat Marinde mij dat verwijt,’ vervolgde hij, ‘dat ik in de tijd die ik met Bodo deelde, hem niet geleerd heb dat hij doodeenvoudig terug kon komen naar zijn geliefde. Nee, integendeel: ik heb hem klaargestoomd voor zijn rol in de geschiedenis, overigens zonder dat ik het zelf in de gaten had. En die rol heeft hij met verve vervuld. Hij heeft een groot kwaad uitgeschakeld. Maar het ging wel ten koste van Marinde’s geluk. En weet je,’ Erduban keek Zlatan recht in de ogen, ‘als ik een tweede kans zou krijgen, dan vrees ik dat ik hetzelfde weer zou doen. En Marinde ook, dat weet ik zeker. Dat maakt ons drieën vervloekt en gezegend tegelijk.’
Zlatan probeerde te begrijpen wat Erduban gezegd had. Maar dat lukte niet. ‘Tovenaar, ik begrijp het niet, wat hebt u Bodo niet geleerd en waarom maakte dat Marinde ongelukkig?’
De tovenaar zweeg lang voordat hij antwoord gaf. ‘Zlatan, na die verschrikkelijke slachting keerde ik terug naar de doden. Ik wilde Elasser begraven, dat had hij verdiend. Op het slagveld zag ik Bodo weer. We gingen samen op zoek naar het lijk van Elasser, want dat hij gevallen was, was wel zeker. Terwijl we zochten, zag ik de slagers van Naïr komen en ik vluchtte weg terwijl ik dacht: “als ze zich eerst op Bodo richten, heb ik misschien een kans”. Daarom waarschuwde ik hem niet. Om mijn eigen kansen te vergroten!’
Erduban sprak nu heel zacht, hij fluisterde bijna. Zlatan moest zich inspannen om hem te verstaan. ‘Natuurlijk, ik ken de verzachtende omstandigheden, ik had twee dagen en twee nachten niet geslapen. Ik had alleen maar dood en ellende gezien. Vrijwel alle mensen die ik kende waren die dagen vermoord. Achteraf bleken alleen je vader en zijn mannen de slachting te hebben overleefd. Dus het is te begrijpen dat ik Bodo verried, maar ik heb hem verraden! Ik denk dat deze ervaring Bodo ertoe bracht om naar Naïr te gaan en hem daarna leidde naar weet ik waar. Als ik toen anders gehandeld had, was Bodo misschien teruggekeerd naar Vaudan nadat hij Naïr verslagen had.’
Zlatan keek Erduban verbijsterd aan. Had hij, Erduban de held, ooit Bodo verraden?
Erduban glimlachte vermoeid.
‘Ik heb dit maar drie mensen verteld. Je vader en Talin. En nu aan jou. Meer mensen weten dit niet. En jij kan het iedereen vertellen. Niemand zal je geloven. Iedereen weet nu dat het anders is. De grote Erduban en de dappere Bodo hebben samen Naïr verslagen. Alleen zij, en ze deden het samen! Maar de waarheid is anders. Na mijn verraad ben ik naar Dargor gegaan, alleen. Nee, ik wilde Naïr niet verslaan noch hem mijn diensten aanbieden. Ik wilde sterven, maar had niet de moed het zelf te doen. Daarom ben ik naar Dargor gegaan. Dat leek mij de snelste weg naar de dood. Maar Naïr doorzag mij en om zichzelf te amuseren en mij te kwellen, liet hij mij leven. Ik werd zijn paljas, het levende bewijs van zijn grootheid. Daarom was ik in Dargor toen Bodo daar aankwam en Naïr versloeg.
Nu ken jij de waarheid: Bodo versloeg Naïr alleen. Hoe? Ik weet het niet en, ik weet het zeker, ook Marinde weet dit. Nu, einde van de les. Ik wil rusten.’ Erduban sloot de ogen.

Zlatan liet de koets stilstaan en stapte uit. Hij was verward en verbijsterd. Hij liep naar zijn paard en sprong op haar rug zonder na te denken. De koets zette zich weer in beweging en gedachteloos reed hij achter haar aan. Hij hoefde zijn paard niet aan te sporen, het volgde vanzelf. Erduban had Bodo verraden! Daarna was Bodo gevlucht. En Marinde verweet Erduban dat. De gedachten tolden door zijn hoofd. Hij vond het niet logisch, hij snapte het niet, hij begreep Erduban niet en hij begreep de vorstin uit het oosten niet.
Opeens moest hij denken aan Talin en haar verdriet en woede om het haar aangedane leed. Daardoor zag hij het.
Hij spoorde zijn paard aan en liet het vlak naast het rijtuig lopen. Hij stapte van zijn paard over op de treeplank van de koets, opende de deur en gleed weer naar binnen. Erduban keek vragend op.
‘Weet u Tovenaar, dat Marinde u iets niet vergeven kan, is duidelijk. Dat het niet de dood van haar broer is, begrijp ik. Maar dat ze boos op u is omdat u tekort geschoten bent in de scholing van Bodo geloof ik niet. Ze is zelfs vandaag nog boos op u, omdat ze nog steeds van Bodo houdt. U hebt ooit haar geliefde verraden en dat heeft ze u niet vergeven.’
Erduban keek hem peinzend aan. ‘Bijzonder Zlatan, heel bijzonder. Misschien heb je wel gelijk en heb ik mezelf altijd een rad voor ogen gedraaid. Misschien heeft het niets te maken met wat ik Bodo wel of niet geleerd heb, met wat ik Bodo wel of niet gezegd heb. Misschien is het wel zo simpel als jij zegt. Heeft ze, ondanks al haar boosheid op Bodo, want ze is ook boos op hem, dat weet ik zeker, mij nooit vergeven dat ik haar man in de steek gelaten heb. Dank je, Zlatan. Je hebt me erg geholpen. Je hebt me de sleutel aangereikt om Marinde onder ogen te kunnen komen: spijt en vergeving. Het is zo simpel, maar zo moeilijk.’
Zlatan stapte weer vanuit de rijdende koets op zijn eigen paard. Erduban zag het niet, hij bleef in diepe overpeinzing achter.

De bergen gingen over in een heuvellandschap. In plaats van door hagelwitte sneeuw reden ze nu door bruine drab. Elke dag legden ze grote afstanden af. Het enige wat hen ophield was het enthousiasme van de mensen als ze herkend werden. Dan ontkwamen ze niet aan een groot feestmaal. Zlatan vond het de eerste keer wel leuk, maar na enkele van die feestmaaltijden was de lol er voor hem af. Hij moest dan met Erduban, Hakim en Talin aan de hoofdtafel zitten en juist daar vond hij niet het vertier wat hij eigenlijk zocht: dollen met leeftijdgenoten en achter de meiden aangaan. Maar hij begreep het, adel verplicht. Zij waren de gast van mensen die zijn vader als hun vorst erkenden. Hij kon het niet maken hen te beledigen door zich te onttrekken aan die formaliteiten. Hij was daarom blij wanneer ze dat soort bijeenkomsten konden ontlopen. Dat lukte als ze overnachten bij meer geïsoleerd liggende boerenhoeven of gewoon in het open veld bivakkeerden. Doordat het niet meer zo streng vroor, deden ze dat laatste steeds vaker.
Zeventien dagen na het indrukwekkende oponthoud bij Zran verlieten zij de heuvels. Het land werd vlak, alleen oostelijk zag Zlatan nog heuvels. Er waren geen sporen van bewoning, zelfs de weg leek al lang niet meer gebruikt. Erduban en Hakim waren in zichzelf gekeerd en voor het eerst sinds het begin van hun reis sloeg Erduban zelfs een les over. Toen Zlatan zich meldde, zei hij dat hij niet in de stemming was en dat hij het maar een dag zonder onderricht moest stellen. Zlatan accepteerde de afwijzing zonder vragen te stellen. Hij zag aan Erdubans gezicht dat dat verstandiger was. Aan het eind van de dag liet Erduban plotseling het reisgezelschap een afslag nemen. Ze reden vanaf daar recht naar het oosten, naar de heuvelrand die voor hen lag. Tot zijn verbazing zag Zlatan dat een weg de heuvel opliep. In tegenstelling tot het pad dat zij tot nu toe gevolgd hadden, was die weg helemaal bestraat en goed onderhouden. Daardoor konden de paarden het rijtuig van Erduban en de bagagewagen gemakkelijk naar boven trekken. Boven gekomen zag Zlatan dat het niet een echte heuvel was die ze beklommen hadden, maar dat het de rand was van een hoogvlakte. Zodra hij het hoogste punt bereikt had, zag hij voor zich een vlakke strook van een paar honderd passen breed liggen met daarachter een indrukwekkend woud. Het zag er donker uit, wat versterkt werd door de invallende avondschemering.
Toen pas realiseerde Zlatan zich waar hij was en hij kon zich wel voor zijn hoofd slaan dat hij dit niet eerder bedacht had. Ze waren op de plek waar het rampzalige gevecht tussen Elasser en Naïr had plaats gevonden, de plek waar de prins der Ustahshi gevallen was.
De ruiters en wagens reden nog iets door nadat zij het eind van de helling hadden bereikt, daarna stopten zij. Erduban stapte uit zijn rijtuig. Hij leunde op de arm van Talin, in de andere hand hield hij zijn wandelstok. Erduban ging naar de rand van de hoogvlakte en de ruiters, die waren afgestapt, volgden hem. Iets meer dan tien passen links van de plek waar de weg de vlakte bereikte, lag een stapel stenen. Erduban liep door tot hij er vlakbij was en hield toen stil. De anderen stelden zich op naast Erduban. Na een lange stilte liet Erduban Talin los, bukte zich, pakte een steen en legde die op de stapel stenen. Hij deed daarna een paar stappen achteruit. Iedereen volgde zijn voorbeeld. Terwijl hij zijn steen neer legde, zag Zlatan dat al velen hem waren voorgegaan.
Daarna ging Erduban rechtop staan en keek over de laagvlakte die nu aan zijn voeten lag. De zon was al onder, het was koud. De vlakte zag er uit als een donkere zee waartegen de lucht bleek afstak.
‘Hier zijn ze gevallen, Elasser en vele dapperen met hem. Slechts weinigen hebben het overleefd. Voor hen die het hebben overleefd, is het te verschrikkelijk geweest om erover te kunnen vertellen. Daarom zal ik dat doen. Stel u een zwarte nacht voor, donkerder dan alle andere nachten. Beeld u in dat u alleen bent, helemaal alleen. Geen geliefde om u aan te warmen, geen troostend woord, geen hoop, geen adem meer. Zo erg was het hier, zo alleen moeten de stervenden zich hebben gevoeld toen zij tussen de doden hun laatste adem uitbliezen. Laat ze niet voor niets gestorven zijn.’
Erduban draaide zich abrupt om en liep naar zijn rijtuig. Hij liet doorrijden tot aan de rand van het Oude Woud, waar hij het kampement liet opbouwen. Iedereen bleef dicht bij het kampvuur en niemand sliep rustig die nacht.