Het Kamper Treintje en het circus

Het Kamper Treintje en het circus
Voor Maarten
Clement Roorda

 

 

Het is zomer. Het Kamper Treintje rijdt van Zwolle naar Kampen. De zon schijnt, de vo-gels fluiten. Koeien staan in de wei.
Voorin het Kamper Treintje zitten drie jongetjes. Ze praten met elkaar. Het Kamper Treintje luistert. Dat doet hij wel vaker. Je leert er soms wat van en hij heeft toch niets beters te doen.

 

 
‘Ik heb het circus gezien. In Zwolle. Morgen komt het naar Kampen,’ zegt één van de jongetjes.
Wat klinkt dat spannend, ‘een circus’. Het Kamper Treintje weet niet precies wat een circus is. Maar het is vast heel mooi. Iets met beesten, clowns, muziek en een hele grote tent. Dat heeft een oude stoomlocomotief hem ooit verteld. En die was vroeger circustrein. Dus die kan het weten.

 

 

Kampen komt weer in zicht. Het treintje verstaat de jongetjes niet meer. Hij moet opletten en niet te hard remmen. Want dan valt iedereen en krijgt hij op z’n kop van de conducteur. Dat wil hij niet.

 

 

Op de terugweg zit er een raar mannetje voorin de trein. Hij heeft een gele broek aan, hele grote schoenen en een rode neus.
Het mannetje huilt. ‘Geen plek,’ snikt hij, ‘nergens kan het circus staan. Hoe moet dat nou? Nu kunnen we niet naar Kampen. Wat zal de directeur wel niet zeggen?’
Het treintje schrikt. Dat is erg: geen circus in Kampen.

 

 

De drie jongetjes zullen heel verdrietig zijn. En het treintje zelf ook. Hij zal niets meer horen over het circus.
Hé mannetje,’ zegt het treintje, ‘ik weet wel een plekje waar het circus kan staan.’
‘Echt,’ zegt het mannetje, ‘waar dan?’
‘Hier,’ zegt het treintje, ‘we rijden er nu langs, hier bij dit meertje.’
Het mannetje kijkt naar buiten, droogt zijn tranen. Hij zegt niets meer en staart stil voor zich uit.

 

 

Een uurtje later zit het mannetje weer in de trein. Met een meneer met een hele dikke buik.
Het mannetje zegt: ‘dan zetten we hier de tent. Ruimte genoeg, gras voor de paarden, de kamelen en de olifanten …’
‘Dit kan alleen een clown bedenken,’ roept de meneer met de dikke buik. ‘Dommerd, hoe komen de mensen hier dan?’

 

 
‘Nou,’ zegt het treintje,‘daar weet ik wel wat op. Dan stop ik toch een keertje vaker. Dat mag best van de conducteur.’
‘Echt?’ vraagt de clown.
‘Echt?’ vraagt de meneer met de dikke buik.
‘Echt,’ zegt het treintje, ‘ik doe het gewoon.’

 

 

De volgende dag rijdt het treintje weer langs het meertje. Daar wordt het circus opge-bouwd. Iedere keer als hij voorbij komt staan er meer vrachtauto’s, caravans en dieren.
Het treintje rijdt zachtjes zodra hij het circus ziet. Dan kan hij alles goed bekijken. Nie-mand die daar iets van zegt. Zelfs de conducteur niet. Die kijkt ook naar buiten.

 

 

Die avond voelt het treintje zich een echte circustrein. Steeds meer mensen brengt hij naar het circus. Zodra hij de tent ziet roept hij met zware stem: ‘extra halte circusterrein, reizigers met bestemming circus: uitstappen. Deze trein rijdt door als intercity naar Zwol-le.’
En dat doet hij tot de tent helemaal vol zit.

 

 

Het clowntje dat bij hem in de trein zit glimt van plezier.
‘Zo mooi hebben we het nog nooit gehad,’ roept hij uit. ‘Een eigen trein. Een eigen station. Dit zal ik nooit vergeten.’

 

 

Als hij de laatste mensen heeft weggebracht ziet hij de meneer met de dikke buik.
‘Treintje,’ zegt de dikke meneer, ‘bedankt.’
Maar het treintje is een beetje verdrietig. Hij heeft iedereen wel weg gebracht, zelf kan hij niets van het circus zien. En dat is toch wel sneu.
De meneer met de dikke buik loopt weer naar binnen. Hij geeft het clowntje een knipoog. Maar dat ziet het Kamper Treintje niet.

 

 

Wanneer het treintje weer langs het circus rijdt ziet hij wat bijzonders. De dikke meneer heeft de tent open gelaten. Zo kan het treintje elke keer als hij langs rijdt een stukje van het circus zien. Olifanten, clowns, een meneer en een mevrouw hoog in de lucht. Hij hoort de prachtige muziek, het gelach van de kinderen. Het treintje geniet.

 

 

Na het laatste applaus is het afgelopen. De mensen gaan weer naar huis. Iedereen is vrolijk. De jongetjes doen de clown na. Een meisje droomt dat ze acrobaat is.
Langzaam rijdt het treintje weg. Hij kijkt nog even achterom. De dikke meneer en alle an-dere mensen van het circus zwaaien. Het treintje fluit terug. Hij is trots op zichzelf. Hij is dan wel geen circustrein, hij heeft toch maar mooi het circus gered!

 

 

Flaptekst: het circus komt naar Kampen maar er is geen plek. Gelukkig weet het treintje raad en kan de voorstelling toch door gaan. En voelt het Kamper Treintje zich even een echte circustrein.

Tekst en Illustraties: Clement Roorda
Uitgever: Uitgeverij Anthune
Meer informatie: www.anthune.nl
1e druk 2008
©2003/2008 Clement Roorda
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldiging en – of openbaar gemaakt worden, door middel van druk, (foto)kopie, microfilm, of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.